top of page

De Surinaamse taal

  • Foto van schrijver: Jaco Luijten
    Jaco Luijten
  • 5 mei 2019
  • 8 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 24 jun 2019


Eenmaal aangekomen in Suriname was het bijna onwerkelijk. Je bent afgereisd naar de andere kant van de wereld, negen uur in het vliegtuig gezeten, komt aan tussen de palmbomen en je wordt meteen in het Nederlands door iedereen aangesproken.


Om de oorsprong van de verschillende talen van Suriname wat beter te kunnen begrijpen moeten we even de geschiedenis in duiken (Carlin & Arends, 2002). Na veel te hebben gelezen en gepraat met locals heb ik even de belangrijke gebeurtenissen samengevat.


De leidende taal in Suriname is Nederlands.


Nederlands wordt als de officiële taal van Suriname gezien. Sranantongo is de originele taal van de creolen maar wordt tegenwoordig door de meeste bevolkingsgroepen in Paramaribo gebruikt. Deze is ontstaan rond 1650 als contacttaal door de uit Afrika ingevoerde slaafgemaakten. Omdat al deze mensen uit anderen delen uit Afrika kwamen konden zij elkaar niet verstaan en hebben ze een eigen taal gemaakt. Het is dus een mix van verschillende soorten Afrikaans, Nederlands, Engels en een klein beetje Portugees (Ietswaart & Haabo, 2012). Het Saramaccaans wordt voornamelijk door de boslandcreolen gesproken. Deze taal stamt af van de grootste Marrongroep de Saramakaners (Charry, Koefoed, & Muysken, 1983). Ook wordt er Sarnami Hindoestani gesproken (Surinaams Hindoestaans) of in de volksmond 'Taki-Taki' (negatieve toon). Deze taal is ontstaan door een vermenging van de verschillende talen en dialecten van Brits-Indische contactarbeiders die tussen 1873 en 1916 naar Suriname werden gehaald door de Nederlandse koloniale overheid om de ondertussen bevrijde slaafgemaakten te vervangen op de plantages (Charry, Koefoed, & Muysken, 1983). Dit is tegenwoordig de moedertaal van hun nakomelingen, de Hindoestanen. In Suriname worden er door de verdere bevolkingsgroepen ook nog verschillende talen gesproken, zoals Chinees, Portugees en de inheemse stammen hebben ook allemaal hun eigen taal.


In de periode tot nu toe ben ik erachter gekomen dat Nederlands, Sranantongo, Javaans en Sarnami veel voorkomend zijn en meestal in taalcontact gesproken worden (‘twee of meer talen zijn in contact als ze afwisselend door een en dezelfde persoon worden gebruikt’ (Weinreich (1953))). De creolen spreken vaak Sranantongo en Nederlands (zo ook de familie van mijn vriend), Javanen/Hindoestanen spreken meestal Javaans/Sarnami en Nederlands en onze vaste taxi chauffeur spreekt Portugees en Nederlands. Tegenwoordig vallen de Chinezen ook onder één van de grote bevolkingsgroepen in Suriname. Zij hebben, volgens onze Surinaamse vriend, de afgelopen paar jaar de winkels van de Javanen overgenomen en (helaas voor ons gemak tijdens het boodschappen doen) spreken zij vrijwel alleen Chinees. Volgens onze reisleider van de Brokopondotour waren er voor deze periode al wel Chinezen. Zij zijn iets voordat de Javanen en Hindoestanen naar Suriname kwamen ook naar Suriname gekomen als contactarbeiders. De Chinezen die in die periode waren gekomen spreken echter wel één of meerdere van de meest voorkomende talen.


Een paar woorden die ik al geleerd heb in het Sranantongo zijn,'vriendje' wat mietje betekent, 'bah bah' wat spuug betekent en 'brede' wat brood betekent.

'Vriendje' betekent 'mietje' in het Sranantongo.

Op het kinderdagverblijf wordt er Nederlands gebruikt. Sranantongo wordt hier niet richting de kinderen gesproken (wel onderling). Ik merkte tijdens mijn stage meteen een verschil in taalgebruik en klemtonen. Dat de klemtonen anders lagen wist ik al wel. Zo zei mijn vriend vaak [WééCee] i.p.v. [WeeCéé]. Nu weet ik waar dat vandaan komt.

Wat me opviel met betrekking tot het taalgebruik is dat de "tantes" op het kinderdagverblijf en leerkrachten veel met gebiedende wijs spreken. Wij spreken de leerlingen in Nederland vaak (voor ons) vriendelijker aan, bijv. "zouden jullie allemaal even willen gaan zitten?" waar hier er gezegd wordt "allemaal zitten!". De leerlingen luisteren vervolgens en voelen zich niet boos aangesproken. Ik merk dat ik persoonlijk hierdoor een tussenstap mis. In Nederland vraag ik iets eerst vriendelijk, dan direct (als waarschuwing) en dan boos. Voor mijn gevoel vraag ik hier alles steeds als een waarschuwing en is dus de logische stap voor mij om vervolgens meteen boos te worden. Ik merkte dat de communicatie naar de leerlingen bij de tantes ook alleen uit deze twee stappen bestaat. Dit is gewoon de manier van aanspreken. In het dagelijks leven gebeurt dit ook. Zo had ik met de nicht van Rain (mijn vriend) afgesproken voor ik naar Suriname ging om haar daar te ontmoeten:


Ik: Hey, ik ga naar Suriname om daar drie maanden stage te lopen. Misschien dat we dan een keer af kunnen spreken?

Zij: Rain zei dat al. Als je er bent zal je contact met mij opnemen.


Mijn mentor op de basisschool wil van het spreken op gebiedende wijs af, maar geeft aan dat dit lastig is omdat de leerlingen het thuis op deze manier aangeleerd krijgen. Ik zie wanneer hij lesgeeft dat hij regelmatig leerlingen hierop aanspreekt. Hij legt dan aan de leerlingen uit dat ze iets moeten vragen en geeft dan een voorbeeld. Hij legt ook uit dat het prettiger over komt naar andere mensen wanneer je iets vraagt en dat je dan je gesprekspartner de kans geeft om te antwoorden i.p.v. om het gelijk uit te voeren. De leerlingen moeten hier erg aan wennen en ik zie dit lastig voor ze is om zich aan te passen. Vaak zeggen ze eerst ‘juf help mij’ en verbeteren ze zichzelf daarna snel door te zeggen ‘zou je mij willen helpen?’. Ook merk ik dat de leerlingen hierdoor ook sneller "nee" zeggen op mijn mentor zijn vragen en dat hij dan vervolgens niet goed weet hoe hij daarop moet reageren.

Op de basisscholen wordt er ook Nederlands gehandhaafd. Ik loop stage op een particuliere school die bezig is om officieel onder de Nederlandse wetgeving te vallen. Zij gebruiken daar (verouderde) methodes uit Nederland. Voor begrijpend lezen gebruiken ze een methode uit Nederland van 1997. In mijn klas gebruiken ze de methode taal met plezier. Dit is eigenlijk Taal Actief met een Surinaamse twist, gemaakt door Malmberg. Dit is een nieuwe methode die in Suriname is gemaakt. Deze methode is pas sinds kort beschikbaar. Mijn stageschool heeft deze methode echter alleen voor taal en voor groep 3, 4 en 5. Voor de oudere groepen heeft de school nog geen goedkeuring gekregen van het ministerie van onderwijs om de methode te gebruiken. Dit kan komen omdat er nog discussie gaande is of Taal met plezier wel de juiste methode is. Deze wordt nu met behulp van Malmberg, afgeleid van de methode Taal actief aangepast (Starnieuws, 2013). In mijn klas gebruiken ze deze methode al, aangezien ik in groep 5 lesgeef. Voor mij is het erg makkelijk om met deze methode lessen te geven, omdat het verschil met Taal actief erg klein is en ik al gewend ben daarmee te werken van mijn vorige stages.


In de klas wordt dus Nederlands gehandhaafd. Het valt me echter op dat het Nederlands dat hier gesproken en geschreven wordt vanuit mijn kijk veel spelfouten en grammatica fouten bevat. Zo hangt er bij groep 6 een groot bord in de klas met de 'klasseregels'.

Na de informatie die ik verkregen had vroeg ik me voornamelijk af of de Nederlandse taal van nature de officiële taal is geworden of dat dit in de handen lag van de Surinaamse overheid. In het artikel 'Nederlands in Suriname, een geslaagd resultaat van taalpolitiek' (Gobardhan-Rambocus, 2006) vond ik het volgende. Vanaf 1688 werden regelmatig plakkaten, ordonnantiën en andere wetten uitgevaardigd waarin geschreven stond dat de bewoners - die niet alleen uit Nederland kwamen - verplicht werden in formele situaties de officiële taal te gebruiken (Schiltkamp en De Smidt, 1975). Toen in 1876 de leerplicht werd ingesteld en het Nederlands de schooltaal werd, was het onderwijs bij uitstek het middel tot vernederlandsing van de samenleving. Van een aanvankelijk opgelegde taal werd het Nederlands in de loop van de tijd een eigen taal, de taal van de maatschappelijke vooruitgang. Dat proces kwam vooral goed op gang tijdens de autonomie (1954-1975). In mei 2006 hebben we kunnen vaststellen, onder andere naar aanleiding van de op de Nederlandse televisie (BVN) uitgezonden interviews met Surinaamse binnenlandbewoners die getroffen waren door de watersnoodramp, dat deze groep naast de eigen talen ook ‘vlot, beschaafd en zonder aarzeling’ de Nederlandse taal gebruikte, iets wat Lichtveld (Albert Helman) in 1956 al een vereiste vond voor elke Surinamer om zich te kunnen handhaven in de wereld (Gobardhan-Rambocus 1993).


Dat Nederlands de officiële taal is geworden wordt niet door iedereen gewaardeerd. De redenen waarom zijn erg verschillend. Meningen die ik terugvind in het nieuws is dat Sranantongo de officiële taal had moeten worden (Waterkant, 2018), maar ook dat er juist meerdere talen opgenomen moeten kunnen worden in het leerprogramma (Waterkant, 2015) en dat er juist meer verbetering en adviezen moeten komen op gebied van de Nederlandse taal binnen het onderwijs (Waterkant, 2016).


Ik denk persoonlijk dat Engels beter was geweest voor de internationalisering van het land. Aangezien een groot deel van de wereldbevolking deze taal spreekt en Surinamers deze taal al spraken voordat zij een kolonie van Nederland werden. Ik ben van mening dat het goed is dat in Suriname tegenwoordig op alle basisscholen één taal aangeleerd wordt. Dat dit Nederlands is maakt denk ik geen groot verschil met wanneer dit Sranantongo zou zijn geweest. Alleen voor de omgang met Nederland en eventuele inburgering is Nederlands praktischer. Na een gesprek met onze reisleider (van Inheemse afkomst) is mijn beeld wat veranderd. Ik was namelijk eerst van mening dat iedereen hier gewoon Nederlands zou moeten praten, dat leek me het makkelijkst voor iedereen. De reisleider vertelde mij dat er op de binnenlandse/inheemse scholen sinds een paar jaar nu ook Nederlands wordt aangeleerd. Mijn reactie hierop was erg positief. Hij liet me echter inzien dat er door de vernederlandsing veel van zijn cultuur weg aan het gaan is, voornamelijk op taalgebied. Hij vertelde dat de jongeren uit zijn dorp zijn taal al niet meer kunnen spreken en dat hij een van de laatste generaties is die het nog kan. Het is echter nooit vastgelegd, dus deze geschiedenis zou dan volledig verloren gaan. Hij is nu zelf bezig met een project om de jongeren uit zijn dorp de taal van zijn stam te leren. Ook is hij een boek aan het schrijven, met een Nederlandse taalstudent over de taal van zijn dorp, zodat zijn geschiedenis toch niet verloren zal gaan. Ik zou het persoonlijk voor de mensen zelf erg jammer vinden als de geschiedenis verloren zou gaan en ben daardoor een voorstander geworden van taalcontact in plaats van één taal voor iedereen.


 

Onderzoeksvraag vanuit pop:

Aan welke standaarden moet de Surinaamse taal voldoen in vergelijking tot Nederland binnen het onderwijs? I.v.m. invloeden van buitenaf. Hoe zie je dit in de praktijk terug?


Conclusie:

Dit was een lastige vraag, omdat ik er dus achter ben gekomen dat de meeste leerkrachten en het schoolbestuur hier ook geen antwoord op kan geven. In het onderwijs wordt tegenwoordig (in het binnenland en de stad) op alle scholen Nederlands gehandhaafd. Er is nog een discussie gaande m.b.t. het behouden/terug laten keren van de meertaligheid binnen het onderwijs. Omdat er niet duidelijk gebruik gemaakt wordt van een landelijke richtlijn, maar wel van (aangepaste) Nederlandse methodes kan ik concluderen dat de taalrichtlijn op de basisscholen gelijk is aan de landelijke taaldoelen van Nederland.

In de praktijk blijkt de taal echter nog lastig. Veel leerlingen, maar ook leerkrachten hebben moeite met de Nederlandse taal.

 

Bronnen:

Carlin, E., & Arends, J. (2002). Atlas of the Languages of Suriname. Retrieved from https://books.google.sr/books?id=ZYhiAAAAMAAJ&q=the+language+of+Suriname&dq=the+language+of+Suriname&hl=nl&sa=X&ved=0ahUKEwins6Lbu9XiAhVvvFkKHeOgCpEQ6AEIJTAA

Charry, E., Koefoed, G., & Muysken, P. (1983). De talen van Suriname. Geraadpleegd op 9 mei 2019, van https://www.dbnl.org/tekst/koef001tale01_01/koef001tale01_01_0012.php

Gobardhan-Rambocus, L. (1988) Taalbeleid en taalsituatie tijdens het Statuut. Een beschouwing. Paramaribo/Utrecht.

Gobardhan-Rambocus, L. (2006). Nederlands in Suriname, een geslaagd resultaat van taalpolitiek. Geraadpleegd op 13 mei 2019, van https://www.dbnl.org/tekst/_han001200701_01/_han001200701_01_0038.php

Ietswaart, M., & Haabo, V. (2012). Sranantongo: Surinaams voor reizigers en thuisblijvers (7e ed.). Zutphen, Nederland: Walburg Pers.

Schiltkamp, J.A., en J.Th. de Smidt (eds.): West Indisch Plakaatboek. Plakaten, ordonnantiën

Starnieuws. (2013, 27 april). Pedagoog Krishnadath vindt nieuwe taalmethode 'een leleku'. Geraadpleegd op 15 mei 2019, van http://www.starnieuws.com/index.php/welcome/index/nieuwsitem/16775

Waterkant. (2015, 15 februari). Officiële erkenning voor ruim twintig talen Suriname. Geraadpleegd op 13 mei 2019, van https://www.waterkant.net/suriname/2015/02/15/officiele-erkenning-voor-ruim-twintig-talen-suriname/

Waterkant. (2016, 17 mei). Adviescommissie vanuit de Nederlandse Taalunie in Suriname. Geraadpleegd op 13 mei 2019, van https://wwhttps://www.waterkant.net/suriname/2016/05/17/adviescommissie-vanuit-nederlandse-taalunie-suriname/w.waterkant.net/suriname/2015/02/15/officiele-erkenning-voor-ruim-twintig-talen-suriname/

Waterkant. (2018, 26 november). Parlementariër: Nederlands onacceptabel als ‘inburgeringstaal’ Suriname. Geraadpleegd op 13 mei 2019, van https://www.waterkant.net/suriname/2018/11/26/parlementarier-nederlands-onacceptabel-als-inburgeringstaal-suriname/

コメント


29683221_10216280850720202_4384513233428
About Me

© 2023 by Going Places. Proudly created with Wix.com

  • White Facebook Icon
Join My Mailing List
bottom of page