top of page

De vormgeving van de geschiedenis

  • Foto van schrijver: Jaco Luijten
    Jaco Luijten
  • 11 jun 2019
  • 8 minuten om te lezen

Bijgewerkt op: 28 jun 2019

Tijdens mijn tweede leerjaar op de Pabo heb ik meegedaan met het Erasmusproject. Met twee andere studenten mocht ik een les maken over slavernij in Suriname. Deze wedstrijd hebben we met onze les gewonnen. Om dit te winnen moesten we ons onderwerp vanuit verschillende oogpunten bekijken. We kwamen erachter dat er binnen de Nederlandse leermethodes vrijwel alleen vanuit Nederlanders wordt verteld en niet vanuit het Surinaamse oogpunt. Ook leren we niets over de ervaringen van de tot slaaf gemaakten of de plantagehouders. Ik zag in methoden nergens terug wat voor invloed de slavernij op sommige mensen met een Surinaamse afkomst nog steeds heeft en zou dit graag willen weten.

Doordat wij voor het Erasmusproject veel onderzoek hebben gedaan naar de geschiedenis van de slavernij binnen Suriname heeft het mijn interesse gewekt. Mijn interesse voor dit onderwerp is zo groot dat het voor mijn blog te uitgebreid zou worden,daarom zijn Anouk en ik in gesprek gegaan met onze geschiedenisdocent van de pabo. Samen met haar zijn we gaan brainstormen over onze aanpak en over een kader binnen de geschiedenis van de slavernij waarbinnen wij ons gaan verdiepen.


Wat ik indrukwekkend vond bij de uitvoering van onze les voor het Erasmusproject was dat we de leerlingen zelf een mening hebben kunnen laten vormen over het onderwerp. Dit deden wij door dezelfde afbeeldingen te gebruiken als bronnen binnen een circuit. In het circuit kwamen de leerlingen per groepje bij een student. De eerste student vertelde bij het plaatje over de Jan Pieterszoon Coenstraat over hoe Jan Pieterszoon Coen ons land rijk heeft gemaakt door handel te drijven. Vervolgens kwamen de leerlingen bij mij en vertelden ze vrolijk over hun "zeeheld" toen ze hetzelfde plaatje zagen. Geschrokken reageerde ik dat bij Jan Pieterszoon Coen op het schip het grootst aantal tot slaaf gemaakte dood zijn gegaan en dat de overige tot slaaf gemaakte zijn verkocht. Na deze tegenstrijdige verhalen luisterden de leerlingen naar het verhaal van de laatste student, die vertelde over een kind van een plantagehouder die in tweestrijd was over of hij wel of niet de plantage over moest nemen later. Hierbij kregen de leerlingen de opdracht zich in te leven en vervolgens hun mening delen. De leerlingen kregen hierdoor de mogelijkheid om zelf een mening te vormen, en waren hier erg enthousiast over. Ook de reacties van onze eigen leraren waren erg lovend, wat ons erg heeft gemotiveerd.


Na het uitvoeren van dit project is mijn conclusie dat de meningen van leerlingen gestuurd worden door de methodes en de aanpak van leerkrachten. Dit riep bij mij de volgende vraag op:


Hoe wordt de geschiedenis van de slavernij vormgegeven binnen het onderwijs in Suriname?


De Nederlandse methode

Om een vergelijking te maken wil ik eerst even kort aangeven hoe de methode Argus Clue dit onderwerp behandel (uit de methode voor groep 6). De geschiedenis van de slavernij wordt binnen deze methode in vijf lessen behandeld. Bij de eerste les wordt verteld waar de suiker vandaan kwam, en er wordt verteld over de slaaf Tula die in opstand kwam de doodstraf kreeg. Ook wordt de WIC uitgelegd. De driehoek wordt genoemd en er is een stuk over de verschrikkelijke reis van de slaven. Dit alles wordt kort verteld door middel van plaatjes, tekst en opdrachten. De tweede les gaat over het leven op de plantage, de verschillende taken van een slaaf worden bijvoorbeeld uitgebreid behandeld. Eenmaal wordt er genoemd dat de plantagehouders het normaal vinden om slaven te hebben in die tijd. Ze geven in het boek aan dat de slaven een zwaar leven hadden en dat ontsnappen gevaarlijk was, maar ze gaan niet in op het inlevingsvermogen van de kinderen. De tekst is als feitelijke kennis of vanuit Nederlands perspectief verteld. De derde les gaat over de muziek die de slaven maakten en over de daarin verborgen boodschap. Er wordt genoemd dat slaven probeerden te ontsnappen en dat ze soms in opstand kwamen. Hierbij worden, in één korte alinea, de marrons genoemd. In les vier is er een kijkplaat waarbij je kan vergelijken hoe de Nederlanders de plantage zagen en hoe het eruit zag voor de Marrons. Persoonlijk vind ik dat deze methode de slavernij prima samenvat, maar dat er nog meer te halen valt door meer oogpunten toe te voegen en de leerlingen hierdoor hun eigen mening te laten vormen.


Andere benamingen

In Suriname kwam ik er al snel achter dat bepaalde de benamingen van de mensen een gevoelig onderwerp kunnen zijn. In de methode worden de ‘tot slaaf gemaakten’, wat tegenwoordig een meer geaccepteerde benaming is (Slavernij en jij, 2013) , nog steeds ‘slaven’ genoemd. Hoewel de meningen hierover verschillen, vind ik dit persoonlijk een betere term omdat het aangeeft dat slaaf zijn geen keuze was. Aan een vriend die boslandcreool is vroeg ik wat zijn mening hierover is. Hij gaf aan dat ‘tot slaaf gemaakten’ in de grotere steden en op scholen een meer geaccepteerde term is in Suriname. Hij gaf echter aan dat de mensen in het binnenland over het algemeen de term ‘slaaf’ beter vinden. "In het binnenland boeit ze dat gewoon minder, zo weet iedereen in ieder geval waar je het over hebt." Toch boeien andere benamingen hen wel weer; zo gaf hij samen met een Inheemse collega van hem aan dat het woord Marrons door hen een niet de geaccepteerde term is. In het gesprek met hen noemde wij de Marrons bij de door ons bekende naam. "Dat kun je echt niet zeggen..." kregen we meteen te horen. "Je noemt mijn voorouders letterlijk weggelopen vee." Ze konden echter niet echt een andere benaming bedenken voor de Marrons behalve boslandcreolen. Op de basisschool in Suriname gebruiken de leerkrachten en de methodes wel de term Marron. Mijn mentor gaf aan dat dit komt omdat ze eigenlijk geen andere benaming hebben. Hij vond boslandcreolen ook geen goede term, omdat dit volgens hem de latere generaties zijn en niet de mensen die ook letterlijk weggelopen zijn. De twee gidsen, Cho en Gerrit, vonden ook dat ik in deze blog aan moest geven dat er in de geschiedenis vaak wordt weggelaten wat de belangen waren van de Inheemsen voor de Marrons/Boslandcreolen. Zonder hen hadden zij de Surinaamse jungle niet kunnen overleven. Ze hebben onderdak gekregen en geleerd over de dieren en de planten die gebruikt kunnen worden als eten, kruiden, medicijnen of die juist gevaarlijk en giftig zijn.


De Surinaamse methode

In mijn stageklas gebruiken ze de methode Wij en ons verleden (Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, 2000). In deze methode worden verschillende geschiedenisverhalen verteld, van de tien lessen gaan er drie lessen over slavernij. Deze zijn gebaseerd op waargebeurde verhalen over de slavernij. Les 4 gaat bijvoorbeeld over de tot slaaf gemaakte Kwasi waar uiteindelijk de Kwasibita naar vernoemt is, een bittere houtsoort die symbool staat voor de bitterheid van de slavernij (De Wildt, 2013).

"Op die dag verkocht de kapitein van het zeilschip Kwasi aan een rijke meneer van de plaats Timotibo. Kwasi werd zijn knecht. Hij leerde de taal van zijn meester, het Nederlands, spreken. Hij leerde ook schrijven. Maar Kwasi kende ook de taal van de andere slaven, het Sranantongo, heel goed. Als er moeilijkheden waren tussen de blanke mensen en slaven die waren weggelopen dan haalden ze Kwasi erbij.

Kwasi kende ook veel planten die hij gebruikte om medicijnen te maken. Die medicijnen gebruikten niet alleen de slaven maar ook de blanke mensen. Eén plant kreeg de naam van Kwasi."

Het verhaal van Quassie blijkt echter iets anders te zijn gegaan dan dat in de methode verteld wordt. Zo stond hij erom bekend dat hij erg eigenwijs was, voornamelijk aan zichzelf dacht en voor de blanken Marrons opspeurde (“Quassie van Timotibo - Slavernij En Jij,” 2013).

Les 5 gaat over Ja-Ja Dandé die de dochter was van een Marron leider. Zij probeerde de Marrons vrede te laten sluiten met de blanken en heeft veel mensen genezen. In Suriname is nu het Ja-Ja Dandé hospital naar haar vernoemt (Starnieuws, 2012). Les 6 gaat over Sampie de Futu-boi. Dit is een wat algemener verhaal over hoe het eraan toe ging als je in huis voor iemand werkte, i.p.v. op een plantage. Ik kon over hem vinden dat hij uiteindelijk is vrijverklaard (nationaal archief, n.d.), maar verder kon ik het verhaal van de methode niet terugvinden op het internet. Les 7 gaat over het verhaal van de slaven van Coronie die met een zeilschip naar Guyana zijn gevlucht, omdat ze gehoord hadden dat ze daar geen slaaf meer hoefde te zijn. Ik kan op het internet niet vinden of dit een waargebeurd verhaal is, de jaartallen staan echter wel aangegeven en dat Guyana geen slavernij had is waar, dus ik ga er van uit dat het ook op een waargebeurd verhaal is gebaseerd.




Wat doen de scholen nog meer?

Er zijn in Suriname verschillende uitstapjes om met je klas te doen om meer te leren over het slavernijverleden. Eén optie hiervan is om naar Fort Zeelandia te gaan. Dit fort heeft een rijke historie en is, mede dankzij de vele verbouwingen, nog goed intact. Ik ben zelf ook naar Fort Zeelandia gegaan om mijn mening te kunnen vormen over dit uitstapje.

Het introductieverhaal is erg indrukwekkend en vertelt veel over de geschiedenis van Suriname. Het verhaal is geheel gericht op de bezittingen van het fort, en zo wordt er een duidelijk beeld geschetst van de verschillende periodes. De rondleiding zou wel meer activiteiten mogen krijgen om de concentratie van de leerlingen vast te houden. Een cel ingaan is bijvoorbeeld iets interessants wat de concentratie vast kan houden. Door een ‘doe’ ervaring kunnen de leerlingen beter reflecteren, veralgemeniseren en toepassen (Vos, 2016).

Verder organiseert de school in de week voor het Keti-koti feest de Keti-koti week. Tijdens dit feest, dat 1 juli gevierd wordt, wordt de afschaffing van de slavernij herdacht. Letterlijk vertaald heet het feest "Ketenen gebroken" (Plan plan, 2004). Aangezien de mentoren van mij en Anouk deze week organiseerden mochten wij ook bij het organisatieteam van de Keti-koti week. Hierover heb ik een losse blog geschreven: De Keti-koti week.


Doelen en de wet

Om mijn blog te onderbouwen ben ik op zoek gegaan naar de doelen van geschiedeniseducatie op de basisschool. Dit bleek wat lastiger dan verwacht. Na veel bronnen te hebben gelezen op het internet en collega's te hebben gesproken kan ik het als volgt beschrijven:

Er zijn wettelijke doelen voor de basisscholen, deze kunnen echter niet zomaar ingezien worden. Hiervoor kun je contact opnemen met het Ministerie van Onderwijs. Het Ministerie van Onderwijs stuurt de doelen naar de school op aanvraag. De school mag deze doelen dan in eigen woorden verwerken en dit sturen ze vervolgens door naar de leerkrachten. De methodes zijn gebaseerd op deze doelen dus de leerkrachten kunnen zich aan de methodedoelen houden.

Het internet afspeuren was geen succes;ik kon online niet alleen geen doelen vinden, maar ook niets over het bestaan hiervan. De basisschool waar ik stage loop kon helaas niet bij de zelf opgestelde doelen en onze mentoren wisten ook niets over doelen die vanuit de directie was opgestuurd. Zij houden zich simpelweg aan de methode.

Wel zijn er wetten die toch het belang van de geschiedenis aangeven. Zo is er de wet van 'Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage'. Deze is niet specifiek gericht op de basisscholen, maar spreekt wel over het behouden van talen, monumenten, kennis en verhalen (Republiek van Suriname, 2017).

 

Onderzoeksvraag vanuit POP:

Hoe word de geschiedenis van de slavernij vormgegeven binnen het onderwijs? (bijv. in de methode, uitstapjes en communicatie naar de leerlingen).

Conclusie:

De geschiedenis van de slavernij wordt binnen het onderwijs van Suriname vormgegeven via de methode waarover de school op dat moment beschikt. De methode die ik heb gezien werd verhalend beschreven vanuit waargebeurde verhalen. De methode hier wordt vanuit het oogpunt van de Surinamers verteld. Ik vind dat ook hierin de verhalen vanuit meerdere oogpunten verteld zouden mogen worden. Ook denk ik dat er meer op het inlevingsvermogen van de leerlingen ingespeeld zou mogen worden. Hierdoor wordt het persoonlijker en ik heb zelf dat ik geschiedenisverhalen beter onthoudt als het mij persoonlijk aanspreekt.




bronnen:

De Wildt, A. (2013, May 3). Kwasibita. Retrieved June 14, 2019, from https://hart.amsterdam/nl/page/27810/020today-kwasibita

"En dat vieren wij! Feesten en vieringen van kinderen in kleurrijk Nederland" Amsterdam, PlanPlan, 2004. ISBN: 90-76092-10-9

Können, A. (z.j.). argus clou: geschiedenis. 's-Hertogenbosch, Nederland: Malmberg

Slavernij en jij. (2013, June 15). Woordgebruik verantwoording - Slavernij En Jij. Retrieved June 11, 2019, from https://www.slavernijenjij.nl/verantwoording-woordgebruik/

Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling. (2000). Wij en ons verleden (2000th ed.). Paramaribo: MINOV.

Nationaal archief. (n.d.). Suriname en Nederlandse Antillen: Vrijverklaarde slaven (Emancipatie 1863). Retrieved June 17, 2019, from https://www.nationaalarchief.nl/onderzoeken/index/nt00341?searchTerm=

Quassie van Timotibo - Slavernij En Jij. (2013, August 7). Retrieved June 14, 2019, from https://www.slavernijenjij.nl/leven-in-slavernij/quassie-van-nieuw-timotibo/

Republiek van Suriname. (2017). WET van 21 februari 2017, houdende goedkeuring van de toetreding van de Republiek Suriname tot de “Convention for the Safeguarding of the Intangible Cultural Heritage”. (16). Retrieved from http://www.dna.sr/media/222348/SB_2017___16_Convention_for_the_safeguarding_of_the_Intangible_Cultural_Heritage.pdf

Starnieuws. (2012, September 21). Starnieuws - Medische hulp al 50 jaar bereikbaar voor bewoners Djoemoe. Retrieved June 17, 2019, from http://www.starnieuws.com/index.php/welcome/index/nieuwsitem/13040

Vos, P. (2016, April 11).  leren door ervaring bij inzicht door ervaring. Retrieved June 18, 2019, from https://inzichtdoorervaring.nl/leren-door-ervaring/

Comments


29683221_10216280850720202_4384513233428
About Me

© 2023 by Going Places. Proudly created with Wix.com

  • White Facebook Icon
Join My Mailing List
bottom of page